Vrijdag 3st, Juni 7:35:55 Am

Step_anie |
---|
31 jaar vrouw, Leeuw |
Vlucht, Netherlands |
Telugu(Mooi zo), Deutsch(Bekwaamheid), Oekraïens(Beginner) |
Middel, Bloemist |
ID: 3275774145 |
Vrienden: crossi, MarilynH |
Persoonlijke gegevens | |
---|---|
Geslacht | Vrouw |
Kinderen | Nee |
Hoogte | 162 cm |
Toestand | Actieve look |
Onderwijs | Het gemiddelde |
Roken | Ja |
Drink | Ja |
Communicatie | |
Naam | Vickie |
Bekeken: | 2654 |
Telefoon: | +312725-393-62 |
Stuur een bericht |
Beschrijving:
Gotthold Ephraim Lessing. Met kanttekeningen betreffende verschillende punten van de oude kunstgeschiedenis. De eerste die schilderkunst en poëzie met elkaar vergeleek, was een fijnbesnaard mens, die van beide kunsten een soortgelijke werking bij zich bespeurde. Beide, merkte hij op, stellen ons afwezige dingen als realiteit voor, de schijn als werkelijkheid. Beide werken met illusie en de illusie van beide schenkt ons genoegen.
Een tweede probeerde tot het wezen van dat genoegen door te dringen en ontdekte, dat het bij beide uit dezelfde bron vloeit. De schoonheid waarvan we het begrip allereerst van concrete voorwerpen abstraheren, heeft algemene regels, die zich op meerdere zaken laten toepassen : op handelingen, op gedachten en ook op vormen. Een derde, die over de waarde en over de verdeling van deze algemene regels nadacht, constateerde, dat sommige meer gelden in de schilderkunst, andere meer in de poëzie; dat dus bij deze de poëzie de schilderkunst kan helpen met verklaringen en voorbeelden, bij die andere de schilderkunst de poëzie van dienst kan zijn.
De eerste was liefhebber, de tweede filosoof, de derde kunstcriticus. Beide eersten konden niet gemakkelijk, noch van hun gevoel, noch van hun conclusies, een onjuist gebruik maken. Bij de opmerkingen van de kunstcriticus echter is de juistheid ervan afhankelijk van de toepassing op het afzonderlijke geval. Het zou een wonder zijn, omdat er tegenover één scherpzinnig criticus vijftig grappenmakers zijn geweest, wanneer deze toepassing elk moment met al die behoedzaamheid was gemaakt, die de weegschaal tussen beide kunsten in evenwicht moet houden.
Voor het geval Apelles en Protogenes in hun verloren geschriften over de schilderkunst de regels daarvan door de al vastgelegde regels van de poëzie hebben bevestigd en verklaard, dan kan men zeker geloven, dat het met de bescheidenheid en precisie is gebeurd waarmee we nu nog Aristoteles, Cicero, Horatius, Quintilianus in hun werken de principes en ervaringen van de schilderkunst op de welsprekendheid en dichtkunst zien toepassen.
Het is het voorrecht van de Ouden, bij geen enkele zaak te veel of te weinig te doen. Maar wij mensen van later tijd hebben in meerdere opzichten geloofd ons ver boven hen te plaatsen,wanneer we hun kleine wandelpaadjes in landwegen veranderden. Hun kortere en veiliger landwegen werden tot paden , waar deze door een wildernis heen leidden. De schitterende antithese van de Griekse Voltaire, dat de schilderkunst een stomme poëzie en de poëzie een sprekende schilderkunst is, stond mogelijk in geen enkel leerboek.
Het was een inval, zoals Simonides er meer had. Het ware deel ervan is zo overtuigend, dat men het onbestemde en onjuiste, dat het in zich heeft, over het hoofd meent te moeten zien. Toch zagen de Ouden het niet over het hoofd. Doordat ze de uitspraak van Simonides inperkten tot de werking van beide kunsten, vergaten ze niet te onderstrepen , dat ongeacht de volkomen gelijkenis van deze werking, ze toch, zowel in de onderwerpen als in de aard van hun nabootsing, verschillend waren.
Alsof er geen sprake was van zo´n verschil, hebben veel van de meest recente kunstcritici uit die overeenstemming van schilderkunst en poëzie de meest abstruse conclusies getrokken. Nu eens dwingen ze de poëzie binnen de engere muren van de schilderkunst; dan weer laten ze de schilderkunst de onmetelijke ruimte van de poëzie vullen. Alles wat voor één van beide goed is, moet ook het andere vergund zijn.
Alles wat bij het ene bevalt of mishaagt, zal noodzakelijkerwijs ook bij het andere bevallen of mishagen. Vol van dit idee spreken ze op een vertrouwenwekkende toon de oppervlakkigste oordelen uit, wanneer ze, in de werken van dichters en schilders over eenzelfde thema, de daarin opgemerkte afwijkingen tot fouten maken, die ze de één of de ander, al naar gelang ze ofwel meer smaak voor dichtkunst of wel voor schilderkunst hebben, ten laste leggen.
Ja, deze kleingeestige kritiek heeft voor een deel de virtuozen zelf misleid. Ze heeft in de poezie de schilderzucht en in de schilderkunst het spelen met allegorieën gebracht doordat men deze tot een sprekend schilderij wilde maken zonder eigenlijk te weten wat ze kon en moest schilderen, en die tot een stom gedicht, zonder overlegd te hebben in welke mate zij algemene begrippen zou kunnen uitdrukken, zonder zich van haar oorspronkelijke bestemming te verwijderen en tot een willekeurige formulering te worden.
Tegenwicht te bieden aan deze verkeerde smaak en die ongegronde oordelen, is de voornaamste bedoeling van de volgende essays. Ze zijn op toevallige wijze ontstaan en meer in de volgorde van mijn eigen lectuur dan door de methodische ontwikkeling van algemene basisprincipes gegroeid. Het zijn dus meer ongeordende collectanea voor een boek dan een echt boek. Toch vlei ik me met de gedachte, dat ze ook zo niet helemaal te negeren zijn.
Aan systematische opstellen hebben wij Duitsers überhaupt geen gebrek. Uit een paar overgenomen woordverklaringen precies volgens de regels alles wat we ook maar willen, af te leiden, dat is ons sterke punt , we steken daarbij alle volkeren de loef af. Baumgarten bekende een groot gedeelte van de voorbeelden in zijn Esthetiek te danken te hebben aan Gesners woordenboek. Ook al is mijn redeneertrant niet zo bondig als die van hem , mijn voorbeelden zullen toch meer naar de bron smaken.
Omdat ik nu eenmaal van de Laokoon uitga en meermalen op hem terug kom, heb ik hem een aandeel laten hebben in de titel. Andere kleine uitweidingen over verschillende punten van de oude kunstgeschiedenis dragen minder tot mijn bedoeling bij en ze staan er alleen maar, omdat ik niet kan hopen hun ooit een betere plaats te geven. Nu denk ik eraan, dat ik onder de naam van schilderkunst de beeldende kunsten überhaupt samenvat. Zo sta ik er niet voor in, dat ik niet onder de naam poëzie ook enige aandacht geef aan de overige kunsten waarvan de nabootsing voortschrijdend is.
Deze ziel manifesteert zich in het gezicht van Laokoon en niet alleen in het gezicht, bij het hevigste lijden. De pijn die zich in alle spieren en pezen van het lichaam openbaart en die men zonder het oog te richten op het gezicht en de andere gedeelten, aan het door pijn samengetrokken onderlichaam bijna zelf gelooft te ervaren, deze pijn, zeg ik, uit zich toch zonder woede in het gezicht en de houding in zijn geheel.
Er klinkt geen vreselijk geschreeuw, zoals Vergilius van zijn Laokoon vertelt. De opening van de mond laat het niet toe. Het is eerder een angstig en beklemd zuchten, zoals Sadoleto het beschrijft. De pijn van het lichaam en de grootheid van de ziel zijn door de totale compositie van de figuur in gelijke mate verdeeld en gelijkelijk afgewogen. Laokoon lijdt, maar hij lijdt zoals Philoktetes bij Sophokles. Zijn ellende snijdt ons in de ziel, maar we zouden wensen net zoals deze grote man de ellende te kunnen verdragen.
De uitdrukking van een zo grote ziel stijgt ver boven de uitbeelding van de mooie natuur uit. De kunstenaar moet de sterkte van geest zelf in zich hebben gevoeld, die hij in zijn marmer legde. Griekenland kende kunstenaars en wijzen in één persoon, en meer dan één Metrodoros Metrodorus van Athene leefde rond v. De opmerking die hier voor ons ligt om aan te tonen, dat de pijn zich in het gezicht van Laokoon niet met die woede toont, die men bij de intensiteit daarvan zou vermoeden, is volkomen juist.
Ook dat is onbetwistbaar, dat juist hierin ,waar iemand met maar halve kennis zou oordelen, dat de kunstenaar onder het niveau van de natuur is gebleven en het echte pathetische van het lijden niet heeft bereikt, dat juist hierin, zeg ik, de wijsheid zich heel bijzonder laat blijken. Alleen waag ik het met hem van mening te verschillen waar het gaat om de grond die de heer Winckelmann aan deze wijsheid geeft, en om de algemeenheid van de regels.
Ik moet bekennen, dat de misprijzende blik die hij op Vergilius richt, mij allereerst achterdochtig heeft gemaakt, net als de vergelijking met Philoktetes. Hier wil ik van uitgaan en mijn gedachten in die volgorde neerschrijven zoals die zich bij mij ontwikkelt. Hoe lijdt deze? Het is merkwaardig dat zijn lijden zulke verschillende indrukken bij ons achterlaat.
Het klagen, het geschreeuw, de wilde verwensingen waarmee zijn pijn het legerkamp vervulde, en alle offers, alle heilige handelingen stoorde, klonken niet minder vreselijk op het verlaten eiland, en zij waren het, die hem daarheen verbanden. Welke klanken van hopeloosheid, jammer, en vertwijfeling in de nabootsing waarvan de dichter het theater liet weergalmen!
Men heeft de derde acte van dit stuk heel veel korter gevonden dan de overige. Dat geloof ik ook, maar ik wil me liever baseren op een ander voorbeeld dan op dit. De smartelijke kreten, het kronkelen, de afgebroken kreten a, a, eu, attatai, omoi moi! De versregels vol papai, papai waaruit deze episode bestaat en die met totaal andere lengtewaarden en accenten moesten worden gedeclameerd, dan bij een samenhangende rede nodig is, hebben bij de voorstelling deze episode zonder twijfel vrijwel even zo lang laten duren als de andere.
Hij komt voor de lezer op papier veel korter over dan hij de toehoorders zal zijn voorgekomen. Schreeuwen is de natuurlijke uitdrukking van lichamelijke smart. De gekwetste Venus schreeuwt het uit Ilias, E. Want zelfs de ijzeren Mars schreeuwt, wanneer hij de lans van Diomedes voelt, zo gruwelijk, alsof er tienduizend woedende krijgers tegelijk schreeuwen, zodat beide legers perplex staan Ilias, E Hoe ver ook Homerus anders zijn helden boven de menselijke natuur verheft, toch blijven ze haar steeds trouw, wanneer het op het voelen van pijnen en beledigingen, wanneer het op de uiting van dit gevoel door schreeuwen of door tranen of door scheldwoorden, aankomt.
Naar hun daden zijn het wezens van hogere aard, naar hun gevoelens echte mensen. Ik weet het, wij fijne Europeanen van een verstandiger wereld kunnen onze mond en ogen beter beheersen. Beleefdheid en fatsoen verbieden geschreeuw en tranen. De daadkrachtige dapperheid van het eerste ruwe wereldtijdperk heeft zich bij ons in een lijdzame houding veranderd. Maar zelfs onze voorvaderen waren in deze groter dan in gene. Maar onze voorouders waren barbaren.
Alle pijnen verbijten, de doodsklap met open oog tegemoed zien, lachend sterven onder de beten van de ringslangen, noch zijn eigen zonde noch het verlies van zijn liefste vriend bewenen, het zijn allemaal uitingen van de oude Noordelijke heldenmoed Th. Bartholinus de causis contemptae a Danis adhuc gentilibus mortis , cap. Niet zo de Griek! Hij was gevoelig en was bang; hij uitte zijn smart en zijn verdriet; hij schaamde zich voor geen van de menselijke zwakheden, geen moest hem echter op de weg naar eer en vervulling van zijn plicht, tegenhouden.
Wat bij de barbaren voortkwam uit wildheid en weerstand, dat was bij hem een zaak van principes. Bij hem was de heroiek als de verborgen vonken in de vuurstenen, die rustig slapen zolang geen geweld van buiten ze wekt en die de steen noch beroven van zijn helderheid noch van zijn kou. Bij de barbaren was de heroiek een heldere verslindende vlam, die altijd oplaaide en iedere andere goede eigenschap in hem verteerde, tenminste blakerde.
Het verbaast me, dat ze op een andere plaats een dergelijke karakteristieke tegenstelling niet hebben opgemerkt Ilias H De vijandelijke legers hebben een wapenstilstand gesloten; ze zijn bezig met de verbranding van hun doden, wat aan beide zijden niet zonder het vergieten van hete tranen gebeurt. Maar Priamus verbiedt zijn Trojanen te huilen. Dat doet hij, zegt Anne Dacier, omdat hij wil voorkomen, dat ze te slap zouden worden en morgen met minder moed ten strijde zouden trekken.
Toch vraag ik me af : waarom moet alleen Priamus dit voorkomen? Waarom geeft niet ook Agamemnon zijn Grieken hetzelfde verbod? De bedoeling van de dichter ligt dieper. Hij wil ons leren dat alleen de beschaafde Griek tegelijkertijd kan wenen en dapper kan zijn, terwijl de onbeschaafde Trojaan om dapper te zijn eerst vooraf alle menselijkheid moet verstikken. Het is opvallend, dat onder de weinige tragedies die uit de Oudheid tot ons gekomen zijn, zich twee stukken bevinden, waarin de lichamelijke pijn niet het kleinste deel van het ongeluk uitmaakt, dat de lijdende held treft : Philoktetes en de stervende Hercules.
En ook deze laat Sophokles klagen, kronkelen, huilen en schreeuwen. Dank aan onze aardige buren de Fransen , deze meesters van het fatsoen, dat nu een kronkelende Philoktetes, een schreeuwende Herkules de meest belachelijke en onverdragelijke personen op het toneel zijn geworden. Weliswaar heeft zich één van hun meer recente dichters zich aan Philoktetes gewaagd De Chateaubrun. Maar durft hij het aan, hun de ware Philoktetes te tonen?
Als het lot ons ook nog deze Laokoon had gegund! Uit de spaarzame vermeldingen, die enkele oude grammatici over hem doen, laat zich niet afleiden, hoe de dichter deze stof heeft behandeld. Van zoveel ben ik wel zeker, dat hij Laokoon niet stoicijnser dan Philoktetes en Herkules zal hebben afgeschilderd. Al het Stoicijnse is on-theatraal.