Dinsdag 11st, April 3:10:55 Am

Mrgerryflynn |
---|
23 jaar vrouw, Geit-gehoornd |
Hindelopen, Netherlands |
Engels(Beginner), Vietnamees(Elementair) |
Barista, Bioloog |
ID: 9914672183 |
Vrienden: manan123, dabob703 |
Persoonlijke gegevens | |
---|---|
Geslacht | Vrouw |
Kinderen | 1 |
Hoogte | 158 cm |
Toestand | Getrouwd |
Onderwijs | Eerste |
Roken | Ja |
Drink | Ja |
Communicatie | |
Naam | Jessie |
Bekeken: | 6298 |
Telefoon: | +312148-545-74 |
Stuur een bericht |
Beschrijving:
Sindsdien publiceerde hij ruim twintig boeken: romans, poëziebundels, verhalenbundels, lezingen, satirisch werk, plus een essaybundel. Hij werd meermaals bekroond, zo won hij de Multatuliprijs voor De Revue in en in de Ida Gerhardt Poëzieprijs voor de bundel Kinderen die leren lezen. In verscheen Teatro Olimpico , ook deze roman haalde de longlist van de Gouden Uil en stond op de shortlist van de Libris Literatuurprijs. Voor deBuren schreef ’t Hart eerder het Radioboek De duif.
Jouw naam. Naam ontvanger. E-mailadres ontvanger. Ieper Alle citybooks. Abonneer je op onze gratis podcast in iTunes. Ontvang automatisch elk verhaal. Download de ePub-versie Print. Het citybook van Kees ’t Hart werd gepubliceerd in het literaire tijdschrift De Gids januari In datzelfde nummer is ook artikel van de Duitse auteur Karl Schlögel te lezen, die voor citybooks eerder een essay schreef over Gent. Mijn zus viert haar zestigste verjaardag.
Ze heeft met haar man een goed lopend accountantskantoor in Sassenheim en ze laat ons met trots alle ruimtes zien: twee verdiepingen van een oud pand. Kantoorruimtes, een keuken, een logeerafdeling voor klanten uit het buitenland, plus een grote vergaderzaal. In die laatste zaal is de verjaardagspartij. Het begint wat drukker te worden, mijn broer is er ook. Wij kennen verder niemand en staan wat bij elkaar heen en weer te praten.
Mijn broer is gepensioneerd, hij werkte jarenlang voor een internationale firma. Eerst gaat het over voetbal, dan over de kleinkinderen en over mijn boeken, vervolgens weer over vroeger. Chocoladeflikjes heette dat. Ze haalt boeken uit de plastic tas. Allemaal Daantje -boeken, geschreven door Leonard Roggeveen. De baard van Daantje. Daantje gaat op reis. Daantje helpt een handje. Ik zie dat mijn broer ontroerd is, ikzelf sta er ook van te kijken.
Dit zijn boeken van heel vroeger, we hadden ze thuis, onze moeder las Daantje aan ons voor toen we vijf, zes jaar waren. Allemachtig, daar liggen ze. Hij bladert door De Baard van Daantje. Daantje is een klein, dik ventje van zestig jaar. Dat is niets bijzonders! Daantje woont in een aardig huisje, even buiten het dorp. Dat is òòk niets bijzonders!
Daantje heeft een vrouw. Grietje heet ze. Grietje is zo lang niet als Daantje. Dat is helemaal niets bijzonders! We staan een beetje bij elkaar te grinniken, god, wat een lullig verhaal, maar destijds konden we er geen genoeg van krijgen. Hoe is het mogelijk. Dat is totaal niet bijzonder. Maar dan wijst Magda naar het platte Droste-blik. Ze wrikt het open.
Ineens ben ik ruim zestig jaar terug in de tijd, ik ben elf jaar oud, misschien twaalf. Ik ben een jongen in een korte broek, ik wrik loden deklagen van daken af, ik sta in een keuken gebogen over een pannetje waarin stukjes lood langzaam smelten. De keuken is groot en wit, het is niet onze eigen keuken. Namen fladderen mijn hoofd binnen.
Het zweet breekt me uit. In de doos zitten mijn oude loden soldaatjes, indianen, cowboys, paarden met ridders, een stuk of vijf mannetjes achter een mitrailleur. Ze zijn niet gaaf meer, de verf is afgebladderd, van sommige soldaatjes ontbreekt het hoofd, de lopen van een paar mitrailleurs zijn krom gebogen. Ik pak er een paar soldaatjes uit, zet ze rechtop op de tafel.
Ze voelen stoffig aan, vettig, het is alsof mijn verleden eraan is vast gekleefd. Ik bloos als een kind. Als we thuis zijn stel ik ze op en maak een foto. Ongeveer zestig jaar geleden goten we gesmolten lood uit een pannetje in een mal. Gloeiend heet. We moesten langzaam en voorzichtig gieten, de stank en het gewalm waren hevig. Dan een minuutje wachten, de mal openklappen en daar was een blinkend, licht grijs glimmend figuurtje.
Dat glimmende ging voorbij, het lood verdofte snel. Soldaten, indianen, ridders, mitrailleurs. Deze mitrailleur. Zo was het. We, dat waren Folkert, Mart en ik. We zaten in Nijmegen bij elkaar op dezelfde lagere school. Die adressen doen er niets toe maar ik heb het gevoel dat ik me alles beter herinner wanneer ik begin met details. Dit is een oefening in uitstel, ik ben er goed in. Huizen van Nijmegen zie ik voor me, daken, het Peemankeetje vlakbij de kazerne, de school op de Driehuizerweg, een noodgebouw op het schoolplein, een trap, hardloopwedstrijden.
Ik roep alles in me op om me meer dingen te herinneren. De herinnering als herinneringspoging. Ik was nog maar een jongen, bedenk ik. Ik hoor hun stemmen niet meer. Geen begin van een zin. Hun namen zijn opnieuw aan mij verschenen, ik wil hun stemmen horen, maar ik hoor niets. Folkert en Mart, in deze volgorde dacht en denk ik aan ze. Ik zie vage schimmen, hun gezichten, hun ruggen, smalheid valt me in, hockeyen op straat, fietstochten naar het Maas-Waalkanaal bij Nijmegen.
Ik tast in het duister naar het vage gevoel van onbehagen dat me bevangt wanneer ik aan ze denk. Heb ik ze verraden? Hebben ze mij verraden? Wie heeft me ooit verraden? Ik weet precies aan wie ik probeer te denken. Ik kijk naar de mitrailleur die vlak voor me bij de computer staat. Is het een Vickers M 18? Mijn mitrailleurmannetje heeft een plat petje op. Was dat Duits? Was mijn mitrailleur ontworpen naar een Duitse mitrailleur?
Ik probeer me voor te stellen hoe het voelt als je door een kogel uit een mitrailleur geraakt wordt. Of voel je niks? Ben je gelijk dood? Kop eraf? Borst verdwenen? Been weg? Proust begon zijn herinneringen met de smaak van een in bloesemthee gedoopte madeleine, bedenk ik. Mijn madeleine is een mitrailleur. De volgende dagen blader ik in de Openbare Bibliotheek en in de Koninklijke Bibliotheek van Den Haag in boeken over mitrailleurs.
Schwarzlose M. Lewis M. De eerste mitrailleur stamt uit en werd gebouwd door James Puckle. Ze werden vooral gebruikt bij grootscheepse aanvallen van de infanterie.